Elke maand zet de Keerbergse redactie van Kerk & Leven een Keerbergenaar in de kijker. In april jl., was het de beurt aan de immer goedlachse Gust Verswyvel. Al 17 jaar lang bezieler van de Keerbergse VZW Het Mayakind van Nu. Voor één keer kan u het volledige interview hieronder nalezen. Wil u meer interviews lezen? Dan neemt u best een abonnement op Kerk&Leven, editie Keerbergen.
Het beste
antigif voor druiligere lentedag? Een interview met Gust Verswyvel (77),
zonder meer! Eersteklas lachebek, debet aan een leven als anti-zwartkijker. Gepensiopassioneerd
lesgever, poëet en straathoekfilosoof ook. Een levenswandel met tevens het
betere bochtenwerk erin vervlecht. Zelf praat hij als full time roze-bril-drager honderduit over zijn ‘geluksmomenten’ in het leven. Zo’n lichtpuntje is zonder twijfel de ontmoeting met de liefde van zijn leven: Ghislaine. En na 46 jaar is het nog
altijd dik aan tussen die twee. Eerder
trad hij uit zijn comfortzone als ‘Eerwaarde’ door zijn kazuifel definitief aan
de haak te hangen. Het Katholiek Instituut bezorgt hem immers niet de noodzakelijke
armslag. Na zijn pensioen dan maar de pauzeknop indrukken? Geen denken aan! Hij
trekt naar Guatemala waar hij zijn levenswerk op poten zet: HET MAYAKIND VAN NU,
een scholenproject aldaar. Fier? Dat is niet het woord! Wel ‘blijdschap’. Blij dat
hij samen met zijn echtgenote al 17 jaar lang, dankzij een systeem van
peetouderschap, kinderen via onderwijs en gezondheidszorg de kans biedt op een betere
toekomst. Maakt dat van ‘De Gust’ een man met een missie? Check!
Ik zie voor
me een gelukkig man met een zalige lach. Best aanstekelijk, hoor! Graag verneem
ik jouw bijzonder recept daarvoor?
Gelukkig staan in het leven is wellicht
mijn keurmerk, jawel! Lachen is daarbij essentieel voor mij. Soms zie ik mensen
wel eens denken: ‘die trekt alles in het belachelijke’, maar er is een
wezenlijk onderscheid tussen lachen en ‘belachelijk maken’. Desalniettemin heb ook
ik periodes ervaren van drukmakerij, hoor. Momenten waarop ik geen vat leek te
hebben op het leven. Alsof het leek dat men mij dicteerde. Mijn leven is dan
ook via de nodige bochtjes verlopen. Maar vandaag, als 77-jarige, kan ik
zonder meer de conclusie trekken dat ik als een doorwinterd familieman geluk heb
in het leven: twee kinderen, vier kleinkinderen en een echtgenote waar het al
46 jaar dik mee aan is (lacht).
Gelukkig
zijn heet jouw credo. Is dat geluksgevoel jou met de paplepel meegegeven?
Oh, neen! Ik was de middelste van vijf
kinderen. We woonden in Westerlo en leefden van de aalmoezen. Je in de haren
krabben van de luizen en werkelijk niets hebben om er iéts aan te doen. Neen,
ik heb er een minderwaardigheidscomplex aan overgehouden. Het waren dan ook de
moeilijke oorlogsjaren, met ouders op de vlucht. Vader stierf dan ook nog eens
erg jong. Daardoor moest ik als negenjarige al heel wat verantwoordelijkheid
opnemen. Te jong! Ik heb in het leven best hard moeten ‘ellebogen’ om er te
geraken.
Je was
piepjong tijdens de oorlogsjaren. En toch hoor ik jou erover spreken alsof je
er nog levendige herinnering aan over houdt. Hoezo?
Inderdaad! Wat me als erg jonge gast
bijzonder op het netvlies gebrand staat, zijn de daden van repressie na ’45.
Dat heeft me gechoqueerd voor het leven: mensen
die ik kende zo onheus behandeld zien worden, door anderen die ik dan ook weer
kende. Die kronkel? Daar kan ik niet aan. Het vloekt met mijn strikt
rechtvaardigheidsgevoel dat in mijn DNA ingebakken zit. Omwille daarvan kan ik
niet zomaar alles aanvaarden wat ik zie rondom mij. Door de jaren heb ik wel geleerd
om onrechtvaardige zaken te klasseren en in het vakje ‘waardeloos’ te stoppen. Dat
geldt ook voor mensen, jawel. Daarin ben ik een echte rebel. Het geeft me ook
rust dat te kunnen en dat is een fameuze luxe. Je moet nu eenmaal aanvaarden
dat mensen vaak een façade optrekken en waarbij het ware gelaat niet
barmhartig, noch warmhartig is.
Je spreekt
over ‘geluksmomenten’ en ‘een leven in bochtjes’. Beide lijken me eerder
contradictorisch te zijn dan wel met elkaar te rijmen, niet?
Er zijn een aantal grote geluksmomenten in
mijn leven. Eén ervan is maar kunnen gebeuren door een bocht van 180° in het
leven te nemen: de ontmoeting met de vrouw van mijn leven. Ik was immers voorbestemd
voor een leven als geestelijke. Zoals zovele van mijn generatiegenoten was ik
het product van een katholieke opvoeding, lid van de katholieke jeugdbeweging,
… en voor je het zelf goed en wel beseft, zit je als 18-jarige op het seminarie
(lacht). Twee jaar filosofie en vier jaar theologie later, behoor je dan tot ‘de
elite’: uitverkoren om een ambt in de kerk te bekleden. In ’64 werd ik gewijd
tot priester en begon ik les te geven in het college van Herentals. Maar ik kon
het niet af.
Beklijfde
het christelijk geloof jou niet langer meer, dan?
Mijn motivatie om uiteindelijk te breken
met mijn kerkperiode heeft niets met geloofsargumenten te maken. Kunnen starten
aan het seminarie ervaar ik tot op de dag van vandaag tevens als één van mijn geluksmomenten
in het leven. En hoewel ik me vandaag dan wel meer beschouw als een vrijdenker,
blijf ik overtuigd van de waarde van het Evangelie. Zo ben ik een fervent Bergredefanaat.
Als er iets is dat nooit zijn waarde zal verliezen, is het wel dat: ‘Ik was
hongerig en gij hebt mij te eten gegeven’, om maar een passage hieruit te
sommeren. Dat is zo geweldig menswaardig, zo logisch!
Hoe valt de
breuk dan wel te verklaren?
Hoewel ik doodgraag les geef, voelde ik mij
als ‘de prof in het college’ ver weg van de andere leken van de school. Ver weg
van de wereld. We werden als pastoor afgezonderd, je was lid van een speciaal
‘clubke’. Zo had ik op mijn kamerdeur eenvoudigweg mijn naam gehangen. Geen dag
heeft het geduurd of men veranderde dat in ‘Eerwaarde Heer Verswyvel’. Niet
alleen dit voorval, maar heel de sfeer errond: het voelde aan alsof ik zoveel
eerbied niet waard was. Dat ik daar niet kon aan tippen. Hoewel ik graag
preekte als priester en doodgraag les gaf, stapte ik eruit na 4,5 jaar.
En na jouw
uittreden verwacht je dan uiteraard wel de vleugelslag waarnaar je naarstig op
zoek was?
Hetgeen volgde was bitterzoet. De eerste
jaren waren hard, een complete ontnuchtering. Plots tuimel je van een ‘Eerwaarde’-statuut
in dat van een ‘verstoteling’. Letterlijk! De eerste jaren kwam ik rond door
als arbeider in een fabriek te werken. Ik heb gevloekt, jawel. “Ik ben toch
stom geweest!” Heb ik vaak gedacht, toen. Mijn eten stond klaar, mijn schoenen
gepoetst, bedje gemaakt, … en nu? Niets meer!
De
pretlichtjes in jouw ogen verraden dat deze passage jou niet gebroken heeft,
toch?
Stukje bij beetje krabbel je recht. Ik
kreeg de kans om bij een Brusselse bank te werken waar ik ook een studietraject
kon volgen. Daar heb ik kansen gekregen. Maar dat geld begon me te verstikken:
altijd maar mikken op die procentuele groei. Nadien ben ik terug naar mijn
roeping gekeerd: het lesgeven. Protestantse godsdienst. Ik ben gepassioneerd
door de dynamiek van het lesgeven. Hou enorm van de respons die je krijgt.
Waar geloof
je vandaag de dag in?
Mijn geloof is mijn leven. Daarmee bedoel
ik dat ik in mijn leven andere mensen nodig heb. Als priester voelde ik me
eenzaam en afgezonderd. Terwijl ik helemaal geen eenzaat ben. Ik omring me
graag met mensen die op dezelfde maat leven als mezelf. Die het leven van de
plezante kant nemen. Ik benader het wat filosofisch: iets wat mooi is, staat
voor geloof. Dat zijn de spelende kinderen of een oud koppel dat ergens rustig samen
zit wezen te kijken. Ik ben een gevoelsmens en gewoontemens. Zit altijd in mijn
zelfde hoekje om een boek te lezen. Hou van stilte. Met z’n 10.000 staan joelen
bij de voetbal dat vind ik best akelig. Ik geloof vandaag in mezelf en in de
toekomst: dat alles fundamenteel wel goed komt. Maar dan spreek ik uiteraard
vanuit mijn eigen geluk en de vele geluksmomenten die ik heb mogen ervaren. Als
ik verhalen hoor van mensen die minder geluk hebben, dan dreig ik stil te
vallen.
Jouw geluk
tegen het licht houdend en het ongeluk van sommige anderen: heeft dat jou
gemotiveerd om het scholenproject ‘Het Mayakind van Nu’ in Guatemala uit de
grond te stampen?
Al sinds ’64 sponsoren we kinderen in
Guatemala via andere organisaties. In 1998, na mijn pensioen, gingen we er op
bezoek bij ons petekind. Ze had net haar diploma van binnenhuisarchitecte op
zak. Eerder toevallig en letterlijk door een gat in de muur hoorden we in
Comalapa het gejoel van kinderen. Toen we gingen kijken, bleek het om kinderen
in een krakkemikkig schooltje te gaan. Zo armoedig zaten ze daar dat het niet
meer menselijk was! Ze bleken niet de middelen te hebben om het schooljaar erop
nog door te starten en zochten dringend naar sponsors. Ghislaine, mijn
echtgenote, heeft me toen gezegd: ‘Gij kunt dat!’ Op die manier heeft ze me
zachtjes naar ons levenswerk geleid.
Genieten van
een rustige, oude dag blijkt niet bepaald jouw meug. Wanneer dit interview
verschijnt, verblijven jullie trouwens opnieuw in Guatemala. Op werkbezoek. Wat
jullie daar verwezenlijkt hebben, moet van jullie bijzonder fiere mensen maken,
toch?
Het is 17 jaar geleden begonnen als een
zoektocht naar 12 broodnodige sponsors, om deze kansarme kinderen studiekansen
te bieden. Mijn echtgenote en ik zijn er, als idioten gedreven, peetouders
(i.e. sponsors die mee instaan voor het studiegeld van de leerlingen, n.v.d.r.)
blijven zoeken om ook meerdere kinderen studiekansen te bieden. Nadien zijn we
beginnen bouwen. Letterlijk, jawel. Van enkele barakken is het nu een
schoolgebouw om ‘u’ tegen te zeggen. Dankzij de niet aflatende steun van velen,
uiteraard. Dat moet ook wel om er de nu bijna 620 leerlingen op te vangen.
Vandaag is onze peetoudergemeenschap zo’n 420 zielen rijk. En het zoeken naar
nieuwe peetouders blijft een constante, want helaas blijft de nood er groot. Maar
fier? Neen, dat is niet het juiste woord. ‘Blijdschap’ is het paswoord! Blij
dat we al die kinderen kansen kunnen bieden en dat we al die leerkrachten een
job kunnen geven.
Zeventien
jaren van over en weer reizen naar Guatemala. Nooit overwogen om te emigreren?
Ik zou er kunnen leven, ja. Ik hou van de
mensen daar. Maar nu is het te laat. Hoewel ik me nog kwiek voel hoor, maar
daar hadden we dan eerder werk van moeten maken. Toen ik nog priester was, zijn
er plannen geweest om uit te wijken naar Zuid-Amerika. Via een compleet andere
traject ben ik dan toch maar in dit continent terecht gekomen. Best vreemd. Blijkbaar
was dit als een kooltje vuur dat je meeneemt in het leven en dat na zoveel
jaren opnieuw aanwakkert.
Alweer een groot geluksmoment, ons Mayakind-Van-Nu-project. Het voelt aan als een beloning. Het tegengewicht voor alles
waar ik in het leven niet in geslaagd ben. Het gevoel van ‘eindelijk heb ik
iets goed gedaan’. Het is mijn reiniging. Het maakt van mijn pensionering een
bijzonder zinvolle periode.
TEKST: TINA SOMERS
FOTO'S: MARC TUERLINCKX
MEER WETEN OVER HET MAYAKIND VAN NU?