donderdag 2 juli 2015

KEERBERGENAAR IN DE KIJKER: GUST VERSWYVEL (77), gediplomeerd anti-zwartkijker!

Elke maand zet de Keerbergse redactie van Kerk & Leven een Keerbergenaar in de kijker. In april jl., was het de beurt aan de immer goedlachse Gust Verswyvel. Al 17 jaar lang bezieler van de Keerbergse VZW Het Mayakind van Nu. Voor één keer kan u het volledige interview hieronder nalezen. Wil u meer interviews lezen? Dan neemt u best een abonnement op Kerk&Leven, editie Keerbergen. 


 


Het beste antigif voor druiligere lentedag? Een interview met Gust Verswyvel (77), zonder meer! Eersteklas lachebek, debet aan een leven als anti-zwartkijker. Gepensiopassioneerd lesgever, poëet en straathoekfilosoof ook. Een levenswandel met tevens het betere bochtenwerk erin vervlecht. Zelf praat hij als full time roze-bril-drager honderduit over zijn ‘geluksmomenten’ in het leven. Zo’n lichtpuntje is zonder twijfel de ontmoeting met de liefde van zijn leven: Ghislaine. En na 46 jaar is het nog altijd dik aan tussen die twee. Eerder trad hij uit zijn comfortzone als ‘Eerwaarde’ door zijn kazuifel definitief aan de haak te hangen. Het Katholiek Instituut bezorgt hem immers niet de noodzakelijke armslag. Na zijn pensioen dan maar de pauzeknop indrukken? Geen denken aan! Hij trekt naar Guatemala waar hij zijn levenswerk op poten zet: HET MAYAKIND VAN NU, een scholenproject aldaar. Fier? Dat is niet het woord! Wel ‘blijdschap’. Blij dat hij samen met zijn echtgenote al 17 jaar lang, dankzij een systeem van peetouderschap, kinderen via onderwijs en gezondheidszorg de kans biedt op een betere toekomst. Maakt dat van ‘De Gust’ een man met een missie? Check!

Ik zie voor me een gelukkig man met een zalige lach. Best aanstekelijk, hoor! Graag verneem ik jouw bijzonder recept daarvoor?
Gelukkig staan in het leven is wellicht mijn keurmerk, jawel! Lachen is daarbij essentieel voor mij. Soms zie ik mensen wel eens denken: ‘die trekt alles in het belachelijke’, maar er is een wezenlijk onderscheid tussen lachen en ‘belachelijk maken’. Desalniettemin heb ook ik periodes ervaren van drukmakerij, hoor. Momenten waarop ik geen vat leek te hebben op het leven. Alsof het leek dat men mij dicteerde. Mijn leven is dan ook via de nodige bochtjes verlopen. Maar vandaag, als 77-jarige, kan ik zonder meer de conclusie trekken dat ik als een doorwinterd familieman geluk heb in het leven: twee kinderen, vier kleinkinderen en een echtgenote waar het al 46 jaar dik mee aan is (lacht).

Gelukkig zijn heet jouw credo. Is dat geluksgevoel jou met de paplepel meegegeven?
Oh, neen! Ik was de middelste van vijf kinderen. We woonden in Westerlo en leefden van de aalmoezen. Je in de haren krabben van de luizen en werkelijk niets hebben om er iéts aan te doen. Neen, ik heb er een minderwaardigheidscomplex aan overgehouden. Het waren dan ook de moeilijke oorlogsjaren, met ouders op de vlucht. Vader stierf dan ook nog eens erg jong. Daardoor moest ik als negenjarige al heel wat verantwoordelijkheid opnemen. Te jong! Ik heb in het leven best hard moeten ‘ellebogen’ om er te geraken.

Je was piepjong tijdens de oorlogsjaren. En toch hoor ik jou erover spreken alsof je er nog levendige herinnering aan over houdt. Hoezo?
Inderdaad! Wat me als erg jonge gast bijzonder op het netvlies gebrand staat, zijn de daden van repressie na ’45. Dat heeft me gechoqueerd voor het leven: mensen die ik kende zo onheus behandeld zien worden, door anderen die ik dan ook weer kende. Die kronkel? Daar kan ik niet aan. Het vloekt met mijn strikt rechtvaardigheidsgevoel dat in mijn DNA ingebakken zit. Omwille daarvan kan ik niet zomaar alles aanvaarden wat ik zie rondom mij. Door de jaren heb ik wel geleerd om onrechtvaardige zaken te klasseren en in het vakje ‘waardeloos’ te stoppen. Dat geldt ook voor mensen, jawel. Daarin ben ik een echte rebel. Het geeft me ook rust dat te kunnen en dat is een fameuze luxe. Je moet nu eenmaal aanvaarden dat mensen vaak een façade optrekken en waarbij het ware gelaat niet barmhartig, noch warmhartig is.

Je spreekt over ‘geluksmomenten’ en ‘een leven in bochtjes’. Beide lijken me eerder contradictorisch te zijn dan wel met elkaar te rijmen, niet?
Er zijn een aantal grote geluksmomenten in mijn leven. Eén ervan is maar kunnen gebeuren door een bocht van 180° in het leven te nemen: de ontmoeting met de vrouw van mijn leven. Ik was immers voorbestemd voor een leven als geestelijke. Zoals zovele van mijn generatiegenoten was ik het product van een katholieke opvoeding, lid van de katholieke jeugdbeweging, … en voor je het zelf goed en wel beseft, zit je als 18-jarige op het seminarie (lacht). Twee jaar filosofie en vier jaar theologie later, behoor je dan tot ‘de elite’: uitverkoren om een ambt in de kerk te bekleden. In ’64 werd ik gewijd tot priester en begon ik les te geven in het college van Herentals. Maar ik kon het niet af.

Beklijfde het christelijk geloof jou niet langer meer, dan?
Mijn motivatie om uiteindelijk te breken met mijn kerkperiode heeft niets met geloofsargumenten te maken. Kunnen starten aan het seminarie ervaar ik tot op de dag van vandaag tevens als één van mijn geluksmomenten in het leven. En hoewel ik me vandaag dan wel meer beschouw als een vrijdenker, blijf ik overtuigd van de waarde van het Evangelie. Zo ben ik een fervent Bergredefanaat. Als er iets is dat nooit zijn waarde zal verliezen, is het wel dat: ‘Ik was hongerig en gij hebt mij te eten gegeven’, om maar een passage hieruit te sommeren. Dat is zo geweldig menswaardig, zo logisch!

Hoe valt de breuk dan wel te verklaren?
Hoewel ik doodgraag les geef, voelde ik mij als ‘de prof in het college’ ver weg van de andere leken van de school. Ver weg van de wereld. We werden als pastoor afgezonderd, je was lid van een speciaal ‘clubke’. Zo had ik op mijn kamerdeur eenvoudigweg mijn naam gehangen. Geen dag heeft het geduurd of men veranderde dat in ‘Eerwaarde Heer Verswyvel’. Niet alleen dit voorval, maar heel de sfeer errond: het voelde aan alsof ik zoveel eerbied niet waard was. Dat ik daar niet kon aan tippen. Hoewel ik graag preekte als priester en doodgraag les gaf, stapte ik eruit na 4,5 jaar.

En na jouw uittreden verwacht je dan uiteraard wel de vleugelslag waarnaar je naarstig op zoek was?
Hetgeen volgde was bitterzoet. De eerste jaren waren hard, een complete ontnuchtering. Plots tuimel je van een ‘Eerwaarde’-statuut in dat van een ‘verstoteling’. Letterlijk! De eerste jaren kwam ik rond door als arbeider in een fabriek te werken. Ik heb gevloekt, jawel. “Ik ben toch stom geweest!” Heb ik vaak gedacht, toen. Mijn eten stond klaar, mijn schoenen gepoetst, bedje gemaakt, … en nu? Niets meer!

De pretlichtjes in jouw ogen verraden dat deze passage jou niet gebroken heeft, toch?
Stukje bij beetje krabbel je recht. Ik kreeg de kans om bij een Brusselse bank te werken waar ik ook een studietraject kon volgen. Daar heb ik kansen gekregen. Maar dat geld begon me te verstikken: altijd maar mikken op die procentuele groei. Nadien ben ik terug naar mijn roeping gekeerd: het lesgeven. Protestantse godsdienst. Ik ben gepassioneerd door de dynamiek van het lesgeven. Hou enorm van de respons die je krijgt.

Waar geloof je vandaag de dag in?
Mijn geloof is mijn leven. Daarmee bedoel ik dat ik in mijn leven andere mensen nodig heb. Als priester voelde ik me eenzaam en afgezonderd. Terwijl ik helemaal geen eenzaat ben. Ik omring me graag met mensen die op dezelfde maat leven als mezelf. Die het leven van de plezante kant nemen. Ik benader het wat filosofisch: iets wat mooi is, staat voor geloof. Dat zijn de spelende kinderen of een oud koppel dat ergens rustig samen zit wezen te kijken. Ik ben een gevoelsmens en gewoontemens. Zit altijd in mijn zelfde hoekje om een boek te lezen. Hou van stilte. Met z’n 10.000 staan joelen bij de voetbal dat vind ik best akelig. Ik geloof vandaag in mezelf en in de toekomst: dat alles fundamenteel wel goed komt. Maar dan spreek ik uiteraard vanuit mijn eigen geluk en de vele geluksmomenten die ik heb mogen ervaren. Als ik verhalen hoor van mensen die minder geluk hebben, dan dreig ik stil te vallen.

Jouw geluk tegen het licht houdend en het ongeluk van sommige anderen: heeft dat jou gemotiveerd om het scholenproject ‘Het Mayakind van Nu’ in Guatemala uit de grond te stampen?
Al sinds ’64 sponsoren we kinderen in Guatemala via andere organisaties. In 1998, na mijn pensioen, gingen we er op bezoek bij ons petekind. Ze had net haar diploma van binnenhuisarchitecte op zak. Eerder toevallig en letterlijk door een gat in de muur hoorden we in Comalapa het gejoel van kinderen. Toen we gingen kijken, bleek het om kinderen in een krakkemikkig schooltje te gaan. Zo armoedig zaten ze daar dat het niet meer menselijk was! Ze bleken niet de middelen te hebben om het schooljaar erop nog door te starten en zochten dringend naar sponsors. Ghislaine, mijn echtgenote, heeft me toen gezegd: ‘Gij kunt dat!’ Op die manier heeft ze me zachtjes naar ons levenswerk geleid.

Genieten van een rustige, oude dag blijkt niet bepaald jouw meug. Wanneer dit interview verschijnt, verblijven jullie trouwens opnieuw in Guatemala. Op werkbezoek. Wat jullie daar verwezenlijkt hebben, moet van jullie bijzonder fiere mensen maken, toch?
Het is 17 jaar geleden begonnen als een zoektocht naar 12 broodnodige sponsors, om deze kansarme kinderen studiekansen te bieden. Mijn echtgenote en ik zijn er, als idioten gedreven, peetouders (i.e. sponsors die mee instaan voor het studiegeld van de leerlingen, n.v.d.r.) blijven zoeken om ook meerdere kinderen studiekansen te bieden. Nadien zijn we beginnen bouwen. Letterlijk, jawel. Van enkele barakken is het nu een schoolgebouw om ‘u’ tegen te zeggen. Dankzij de niet aflatende steun van velen, uiteraard. Dat moet ook wel om er de nu bijna 620 leerlingen op te vangen. Vandaag is onze peetoudergemeenschap zo’n 420 zielen rijk. En het zoeken naar nieuwe peetouders blijft een constante, want helaas blijft de nood er groot. Maar fier? Neen, dat is niet het juiste woord. ‘Blijdschap’ is het paswoord! Blij dat we al die kinderen kansen kunnen bieden en dat we al die leerkrachten een job kunnen geven.

Zeventien jaren van over en weer reizen naar Guatemala. Nooit overwogen om te emigreren?
Ik zou er kunnen leven, ja. Ik hou van de mensen daar. Maar nu is het te laat. Hoewel ik me nog kwiek voel hoor, maar daar hadden we dan eerder werk van moeten maken. Toen ik nog priester was, zijn er plannen geweest om uit te wijken naar Zuid-Amerika. Via een compleet andere traject ben ik dan toch maar in dit continent terecht gekomen. Best vreemd. Blijkbaar was dit als een kooltje vuur dat je meeneemt in het leven en dat na zoveel jaren opnieuw aanwakkert.

Alweer een groot geluksmoment, ons Mayakind-Van-Nu-project. Het voelt aan als een beloning. Het tegengewicht voor alles waar ik in het leven niet in geslaagd ben. Het gevoel van ‘eindelijk heb ik iets goed gedaan’. Het is mijn reiniging. Het maakt van mijn pensionering een bijzonder zinvolle periode. 

TEKST: TINA SOMERS
FOTO'S: MARC TUERLINCKX

MEER WETEN OVER HET MAYAKIND VAN NU?

Contacteer dan voorzitter Gust VerswyvelKastanjeweg 33, 3140 Keerbergen015/23 49 35gust@mayakind.be

www.mayakind.be